Kleine Beer loopt samen met Zachte Beer door het park.
Het is een zonnige dag en de bloemetjes in het park bloeien. Kleine Beer houdt van de geur en kleuren van de bloemetjes.
Overal waar Kleine Beer kijkt, staan er standbeelden.
Sommigen zijn groot en mooi. En ze blinken!
“Kijk Kleine Beer, dat is een beregoed beeld” zegt Zachte Beer, wijzend naar een statig beeld van beer. Kleine Beer moet er hard mee lachen.
Ze wandelen samen verder en kijken naar steeds nieuwe beelden.
Ze komen een paar beelden tegen die barsten hebben en niet zo proper meer zijn. Ze zien een beetje groen en er hangt viezigheid op. Kleine Beer vindt het zo erg voor die beelden. Ze zijn niet zo mooi als ze zouden kunnen zijn.
“Moeten ze die beelden niet wegdoen? Ze zijn niet meer mooi, Zachte Beer.”
“Nee Kleine Beer. Je mag niet zo snel iets weggooien. Die beelden moet je poetsen en een beetje herstellen. Dan zijn ze weer goed als nieuw.”
Kleine Beer denkt na. Het lijkt wel veel werk.
“Maar het is toch veel makkelijker ze weg te doen?”
Zachte Beer neemt Kleine Beer bij de hand en brengt hem een stukje verder in het park. “Kijk hier eens naar, Kleine Beer”.
Kleine Beer ziet allemaal stukken steen liggen. Hij begrijpt het niet.
“Vind je dit beeld mooi?”
“Welk beeld, Zachte Beer? Ik zie er geen.”
Zachte Beer wijst naar de stukken steen en zegt: ”Deze stukken steen waren ooit een mooi beeld. Maar als je een beeld niet verzorgt en het niet herstelt, gaat het kapot.”
Kleine Beer kijkt naar de stukken en zegt: “Ook als het een mooi beeld is?”
“Alle beelden, dus ook de mooie. We moeten de beelden verzorgen, dan gaan ze veel langer mee.”
“Zachte Beer, kunnen we volgende keer samen een beeld poetsen dan? Ik wil dat al die beelden zo lang mogelijk mooi blijven.”
Zachte Beer glimlacht en knikt.