Geplaatst op Geef een reactie

Het verhaal van de vermiste sleutel

Emotieregulatie en narcisme

Kleine Beer zat rustig in Huisje Daar toen Harde Beer plotseling boos binnenstormde. Zijn snuit stond op onweer en zijn poten balden zich tot vuisten.

“Kleine Beer, het is vreselijk!” riep Harde Beer dramatisch.

Emotieregulatie en narcisme

 

Kleine Beer schrok op. “Wat is er, Harde Beer?”

“Ik ben mijn sleutel kwijt! Mijn sleutel van mijn kist met belangrijke spullen! Dit is echt een ramp!” Harde Beer sloeg met zijn poot op tafel.

Kleine Beer keek bezorgd. “Oh nee… waar heb je hem voor het laatst gezien?”

“Als ik dat wist, zou hij niet kwijt zijn!” brulde Harde Beer. “En nu voel ik me vreselijk! Dit is zo oneerlijk! Ik word hier gek van!”

Kleine Beer voelde hoe de woede van Harde Beer als een donderwolk over hem heen kwam. Hij wilde helpen, maar hij wist niet hoe. Hij had die sleutel niet kwijtgemaakt, en hij kon hem ook niet zomaar terugvinden.

“Misschien kunnen we samen zoeken?” probeerde Kleine Beer voorzichtig.

“Dat helpt toch niet!” snauwde Harde Beer. “Ik weet zeker dat iemand hem heeft gepakt! Misschien heb jij hem wel per ongeluk ergens neergelegd!”

Kleine Beer voelde zich ongemakkelijk. “Nee, ik heb hem niet gezien, Harde Beer…”

“Nou, ik voel me gewoon rot, en ik weet niet wat ik ermee moet!” Harde Beer plofte neer op een stoel en zuchtte diep.

Kleine Beer wist even niet wat te zeggen. Hij wilde iets doen, maar hij kon het probleem niet oplossen. En al die frustratie van Harde Beer voelde zwaar.

Later, in Huisje Hier, vertelde Kleine Beer aan Zachte Beer wat er gebeurd was.

“Harde Beer was zo boos, en hij maakte het mijn probleem. Maar ik kon er niks aan doen,” zei Kleine Beer zacht.

Zachte Beer knikte begrijpend. “Soms, Kleine Beer, als iemand zich erg gefrustreerd voelt, gooien ze dat op anderen. Maar dat betekent niet dat jij het moet dragen. Jij bent niet verantwoordelijk voor Harde Beers gevoel.”

Kleine Beer dacht na. “Maar wat moet ik dan doen als hij zo doet?”

“Je mag luisteren en aardig zijn, maar je hoeft het niet op te lossen. Soms moet iemand zelf leren omgaan met zijn eigen gevoel,” zei Zachte Beer.

Kleine Beer voelde zich opgelucht. De volgende keer zou hij zichzelf niet zo schuldig laten voelen als Harde Beer boos was. En misschien, als Harde Beer gekalmeerd was, zou hij zijn sleutel vanzelf weer vinden.

Geplaatst op Geef een reactie

Het verhaal van de overbodige wedstrijd

Het was een zonnige dag in het bos. De vogels floten en de bladeren ritselden zachtjes in de wind. Vandaag was een speciale dag, want Harde Beer had een wedstrijd georganiseerd.

“Luister goed!” zei Harde Beer streng. “Vandaag gaan jullie rennen, klimmen en springen. De sterkste en snelste wint!”

Kleine Beer en Reuze Beer keken elkaar aan. Kleine Beer vond rennen en springen leuk, maar hij wilde helemaal niet per se winnen. Reuze Beer knikte vastberaden. Hij wilde bewijzen dat hij groot en sterk was.

De wedstrijd begint

“Op je plaatsen… klaar… af!” riep Harde Beer.

Reuze Beer schoot vooruit. Hij rende zo snel als hij kon over het bospad. Kleine Beer deed ook zijn best, maar hij genoot meer van de wind die door zijn vacht waaide en de blaadjes die knisperden onder zijn pootjes.

 

Bij de eerste hindernis, een grote boomstam, sprong Kleine Beer er soepel overheen. Reuze Beer sprong ook, maar hij schatte de afstand verkeerd en struikelde.

“Sta op! Je bent groot, je moet winnen!” riep Harde Beer ongeduldig.

Reuze Beer krabbelde overeind, maar hij voelde de druk. Wat als hij niet won? Wat als Harde Beer hem dan zwak zou vinden?

Een onverwachte wending

Bij de klim naar een hoge rotsrand was Kleine Beer eerst boven. Hij keek achterom en zag dat Reuze Beer moeite had met de grip op de gladde stenen.

“Kom op, Reuze Beer!” riep Kleine Beer vrolijk. “Je kunt het!”

Reuze Beer keek verbaasd. Kleine Beer was zijn tegenstander, toch? Waarom moedigde hij hem dan aan?

Langzaam klom hij verder, met Kleine Beer die hem tips gaf: “Zet je poot hier… en duw je af daar!”

Samen bereikten ze de top. Zachte Beer stond daar al te wachten en glimlachte trots. “Wat een geweldig teamwork!”

De uitslag

Beneden stond Harde Beer met zijn poten over elkaar. “Wat een zwakke wedstrijd,” bromde hij. “Reuze Beer, je bent groot en sterk! Waarom heb je niet gewonnen? Kleine Beer heeft je zelfs geholpen!”

Reuze Beer keek naar de grond. Hij voelde zich even klein, ondanks zijn grote lijf.

Kleine Beer keek naar Harde Beer en toen naar zijn broer. “Maar het was leuk,” zei hij. “En we hebben samen een mooie wedstrijd gehad.”

Zachte Beer knikte. “Soms is samen sterker dan alleen maar groot zijn.”

Reuze Beer glimlachte en sloeg een poot om Kleine Beer heen. “Volgende keer doen we gewoon weer samen,” zei hij.

En zo liepen ze samen verder, lachend, zonder winnaars of verliezers—alleen twee broers die plezier hadden.

Geplaatst op Geef een reactie

Het verhaal van samen bouwen

Kleine Beer zat op de vloer van Huisje Hier, omringd door een berg blokken. Hij stapelde ze zorgvuldig op elkaar, zijn tong een beetje uit zijn mond van concentratie. Reuze Beer, zijn grote broer, zat een stukje verder en werkte aan zijn eigen bouwproject. Hij maakte een indrukwekkende toren met bruggen en poortjes.

“Wat bouwen jullie mooi!” zei Zachte Beer, die even binnen was gekomen. “Jullie zijn allebei zo creatief.”

Kleine Beer glimlachte trots en keek op naar Reuze Beer. Maar voordat Reuze Beer iets kon zeggen, klonk de stem van Harde Beer.

“Kleine Beer, dat is een prachtige toren!” zei hij luid. “Jij bouwt echt goed. Wat een doorzetter ben jij.”

Kleine Beer voelde zich warm vanbinnen, maar toen keek hij naar Reuze Beer. Zijn grote broer had ook iets moois gebouwd, maar Harde Beer zei er niets over.

Reuze Beer keek op en trok een wenkbrauw op. “En mijn toren dan?” vroeg hij. “Ik heb ook hard gewerkt.”

Harde Beer snoof en zette zijn poten stevig op de grond. “Op jouw leeftijd bouwde ik véél hoger en beter,” gromde hij. “Jij kan toch niks.” Zijn stem was scherp en zwaar.

Kleine Beer voelde zijn buik samenknijpen. Hij zag hoe Reuze Beer zijn oren een beetje liet hangen. Zijn grote broer keek weg, alsof hij zich ineens veel kleiner voelde.

Kleine Beer stond op en liep naar Reuze Beer toe. Hij raakte voorzichtig zijn poot aan. “Jouw toren is ook heel mooi,” zei hij zacht. “Wil je samen bouwen? Gewoon voor het plezier?”

Reuze Beer keek op en glimlachte flauwtjes. “Samen bouwen?” vroeg hij.

Kleine Beer knikte enthousiast. “Ja! Dan maken we de grootste en mooiste toren ooit. Niet om te winnen, maar gewoon omdat het leuk is.”

Reuze Beer keek naar zijn toren, toen naar die van Kleine Beer, en knikte. “Dat klinkt goed.”

Samen begonnen ze de blokken op elkaar te zetten, bruggen te maken en een grote ingang te bouwen. Zachte Beer keek tevreden toe.

Harde Beer keek even op, maar zei niets. Hij bromde iets onverstaanbaars en liep naar buiten.

Binnen lachten Kleine Beer en Reuze Beer terwijl hun toren groeide. En deze keer ging het niet om wie het beste was, maar gewoon om samen iets moois te maken.

Geplaatst op Geef een reactie

Het verhaal van de laatste valentijn

Het verhaal van de laatste valentijn

Zachte Beer had haar best gedaan. De tafel was prachtig gedekt met een wit kleed, zachte kaarsjes flakkerden in het schemerlicht en de geur van versgebakken brood vulde de kamer. Ze had een heerlijke maaltijd gemaakt: warme groentesoep, versgebakken brood met honing en een stuk frambozentaart als toetje. Dit was een avond om iets bijzonders te vieren. Een avond om stil te staan bij elkaar.

Toen Harde Beer binnenkwam, keek hij vluchtig naar de tafel en plofte neer op zijn stoel. “Eindelijk eten,” mompelde hij terwijl hij zijn bord vol schepte, zonder echt rond te kijken.

Zachte Beer glimlachte naar hem, hoopvol. “Ik dacht dat het fijn zou zijn om een speciale avond samen te hebben,” zei ze zacht.

Harde Beer haalde zijn schouders op en pakte zijn lepel. “Al dat gedoe met Valentijn… onzin toch? Liefde laat je niet zien met een diner.” Hij nam een hap soep en pakte vervolgens zijn telefoon, scrollend door berichten.

Zachte Beer keek naar hem, haar glimlach vervaagde langzaam. “Het gaat niet alleen om het diner, Harde Beer. Het gaat om aandacht voor elkaar, even echt samen zijn.”

Harde Beer bromde iets onverstaanbaars en lachte om iets wat hij op zijn scherm zag. Hij reageerde op een bericht en schudde zijn hoofd. “Ja, ja, gezellig hoor,” mompelde hij, zonder op te kijken.

Zachte Beer nam een slok van haar thee en keek naar de flikkerende kaarsen. Ze had zich deze avond anders voorgesteld. Ze had gedacht dat ze samen zouden praten, herinneringen zouden ophalen, misschien zelfs een beetje lachen. Maar Harde Beer leek niet eens te merken hoe veel moeite ze had gedaan.

“Als je liefde niet laat zien, hoe weet iemand dan dat het er is?” vroeg ze zacht, haar stem warm maar doordringend.

Harde Beer keek even op en trok een wenkbrauw op. “Jij weet toch wel dat ik hier ben? Dat is toch genoeg?”

Zachte Beer glimlachte zwakjes. “Aanwezig zijn is niet hetzelfde als er écht zijn, Harde Beer.”

Harde Beer zuchtte, legde zijn telefoon weg en at verder zonder iets te zeggen.

De stilte vulde de ruimte. Zachte Beer at een paar happen, maar het smaakte haar minder dan ze had gehoopt. Dit had een avond moeten zijn waarop ze dichter bij elkaar kwamen, maar in plaats daarvan voelde de afstand tussen hen groter dan ooit.

Toen Harde Beer zijn laatste hap had genomen, schoof hij zijn bord van zich af en leunde achterover.

“Misschien kunnen we samen de afwas doen,” stelde Zachte Beer voorzichtig voor. “Dan kunnen we even bijpraten over onze dag.”

Harde Beer keek haar aan alsof ze iets vreemds had gezegd. “Serieus? Ik heb al een hele dag gewerkt, Zachte Beer. Daar heb ik echt geen zin in.”

 

Hij stond op, pakte zijn telefoon en liep zonder nog iets te zeggen de kamer uit.

Zachte Beer bleef achter. Ze keek naar de tafel, naar de lege borden en de uitgebrande kaarsen. Ze wist niet waarom ze had gehoopt dat het anders zou zijn.

Zonder een woord te zeggen, begon ze de borden op te stapelen en naar de keuken te dragen. Ze zette de kraan aan en liet het warme water over haar poten stromen.

Ze zette een rustig muziekje op, iets zachts, iets vertrouwds.

En terwijl de damp van het afwaswater opstoomde en het geluid van het stromende water de stilte vulde, voelde ze een enkele traan over haar kaak rollen.

Kleine Beer lag in zijn bed, maar hij kon niet slapen. Vanuit zijn kamertje in Huisje Hier had hij alles gehoord. De stem van Zachte Beer, hoopvol en vriendelijk. De stem van Harde Beer, kortaf en ongeïnteresseerd. En daarna… stilte.

Voorzichtig kroop hij uit bed en liep op zijn tenen naar de keuken. Hij keek om het hoekje en zag Zachte Beer bij de gootsteen staan. Ze deed de afwas, terwijl het warme licht van de kaarsjes om haar heen flakkerde. Kleine Beer zag de eenzame traan die langzaam over haar wang gleed.

Zijn hartje kneep samen. Hij had Zachte Beer nog nooit zo stil en verdrietig gezien.

Zachte Beer hoorde hem niet toen hij dichterbij kwam. Pas toen hij zachtjes aan haar poot trok, draaide ze zich verrast om.

“Kleine Beer, wat doe jij nog op?” vroeg ze met een zachte stem, terwijl ze haar tranen snel wegveegde.

“Ik hoorde alles,” fluisterde Kleine Beer. “Ik hoorde wat Harde Beer zei.”

Zachte Beer opende haar mond om iets te zeggen, maar sloot hem weer.

Kleine Beer pakte haar poot stevig vast. “Waarom doet Harde Beer zo?” vroeg hij. “Je had zo je best gedaan…”

Zachte Beer glimlachte zwakjes en streek met haar vrije poot over zijn kopje. “Soms, Kleine Beer, zien sommige beren niet hoeveel liefde er in kleine dingen zit. Ze denken dat aanwezig zijn genoeg is, zonder echt te kijken of te luisteren.”

“Dat is niet eerlijk.”

Zachte Beer haalde diep adem en knikte. “Nee, dat is het niet.”

Kleine Beer twijfelde even en vroeg toen: “Ben je boos op hem?”

Zachte Beer keek naar de kaarsjes en schudde haar hoofd. “Nee, ik ben niet boos. Ik ben gewoon… verdrietig.”

Kleine Beer kroop op een stoel en sloeg zijn kleine pootjes om haar heen. “Ik vind dat je het heel mooi had gemaakt, Zachte Beer. Ik vond het speciaal.”

Zachte Beer voelde hoe haar hart warm werd van de omhelzing. Ze sloot haar armen om Kleine Beer heen en drukte haar snuit tegen zijn zachte vacht.

“Dank je, Kleine Beer,” fluisterde ze.

Ze bleven zo even zitten, gewoon samen, zonder woorden.

Toen sprong Kleine Beer van de stoel en pakte een doekje. “Ik ga helpen met afdrogen,” zei hij vastberaden.

Zachte Beer lachte zacht en gaf hem een bord aan. “Dat lijkt me een prachtig idee.”

Samen maakten ze de keuken schoon, terwijl de kaarsjes langzaam verder brandden. De afwas was misschien niet bijzonder, maar het moment samen was dat wel.